Gratis verzending vanaf 30 euro
Digitaal te lezen in de app
Als je wilt weten hoe goed of slecht het gaat met de economie, kijk je naar de conjunctuur. De overheid kan proberen de conjunctuur te sturen door de omvang van de productie, bestedingen en inkomens te beïnvloeden. Het conjunctuurbeleid van de overheid kan procyclisch of anticyclisch zijn. Hieronder lees je hoe dat werkt.
Wil je meer weten over het conjunctuurbeleid van de overheid? Kijk dan onderstaande video van OsAcademie.
De conjunctuur geeft aan hoe goed het gaat met de economie doordat het laat zien hoe hoog de geaggregeerde vraag is. De geaggregeerde vraag is de vraag naar alle producten op alle markten in een economie. Als deze vraag erg hoog is spreek je van een hoogconjunctuur. Bij een lage geaggregeerde vraag is er sprake van een laagconjunctuur. De trendlijn geeft de productiecapaciteit weer, die geleidelijk groeit.
Een hoogconjunctuur heeft de volgende kenmerken:
Een laagconjunctuur heeft de volgende kenmerken:
Hoogconjuncturen en laagconjuncturen wisselen elkaar af. Dit patroon wordt ook wel de conjunctuurcyclus genoemd.
Als de overheid een procyclisch conjunctuurbeleid voert, wil dat zeggen dat het de conjunctuurbeweging versterkt. De overheid zorgt er zo voor dat een hoogconjunctuur hoger wordt en dat een laagconjunctuur lager wordt. In een hoogconjunctuur kan de overheid dit doen door meer geld te besteden en de economie zo verder te stimuleren. In een hoogconjunctuur is de geaggregeerde vraag hoog, en extra overheidsbestedingen zorgen er dan voor dat de geaggregeerde vraag nog hoger wordt. Op dezelfde manier werken lagere belastingen ook procyclisch in een hoogconjunctuur: zij zorgen ervoor dat mensen meer geld kunnen besteden, en dus voor een hogere geaggregeerde vraag.
In een laagconjunctuur kan een overheid met een procyclisch beleid ervoor zorgen dat de geaggregeerde vraag daalt. Een overheid kan bijvoorbeeld hogere belastingen invoeren of de overheidsuitgaven verminderen. Dit zorgt ervoor dat de al lage geaggregeerde vraag nog verder daalt.
Een anticyclisch conjunctuurbeleid is erop gericht om de conjunctuurbeweging te dempen. De overheid zal dan proberen de economie te dempen in een periode van hoogconjunctuur en te stimuleren bij een laagconjunctuur.
In een hoogconjunctuur zal de overheid proberen om bestedingen af te remmen. Dit kan door het verhogen van belastingen of het verlagen van overheidsbestedingen. In een laagconjunctuur zal de overheid juist proberen de economie te stimuleren met extra overheidsbestedingen of lagere belastingen.
Het is dus niet zo dat een procyclisch beleid er altijd op is gericht om de economie te stimuleren en dat een anticyclisch beleid altijd het doel heeft om de economie af te remmen. Het stimuleren van de economie is procyclisch bij een hoogconjunctuur en anticyclisch bij een laagconjunctuur. Andersom is het afremmen van de economie anticyclisch bij een hoogconjunctuur en procyclisch bij een laagconjunctuur.
Overheden hebben vaak het doel om een anticyclisch beleid te voeren. Als de belastingen bij een hoogconjunctuur verhoogd worden en de uitgaven verlaagd, kan een overheid een overschot krijgen. Dit overschot kan dan worden gebruikt in een laagconjunctuur om de economie te stimuleren. Het geld wat is opgespaard kan in een laagconjunctuur worden gebruikt voor investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur, wat leidt tot meer werkgelegenheid en hogere bestedingen.
Het voeren van en anticyclisch beleid kan lastig zijn omdat de conjunctuur onvoorspelbaar is: het is lastig om te zeggen of de economie in de toekomst een hoogconjunctuur of laagconjunctuur zal krijgen. Als de overheid ervan uitgaat dat de economie het volgende jaar een hoogconjunctuur zal kennen en belastingen verhoogt, zal dit juist procyclisch werken als er in het volgende jaar een recessie volgt. De al lage geaggregeerde vraag zal dan immers nog verder worden verlaagd.
Een ander probleem dat zich voordoet bij een anticyclisch beleid is dat het lastig kan zijn om anticyclische maatregelen door te voeren bij een hoogconjunctuur. Hoge belastingen en lage overheidsuitgaven zijn maatregelen die niet populair zijn. Het kan zo voor politici aantrekkelijk zijn om wel meer geld uit te geven bij een hoogconjunctuur.
Één van de manieren waarop de overheid probeert de conjunctuur te dempen is met automatische conjunctuurstabilisatoren. Hier zijn er twee van:
Progressieve belastingen en sociale uitkeringen zorgen ervoor dat mensen in een hoogconjunctuur minder geld te besteden krijgen, en in een laagconjunctuur meer. Ze werken zo stabiliserend voor de conjunctuur. Deze stabilisatoren werken automatisch: in een hoogconjunctuur zijn er automatisch minder werklozen en in een laagconjunctuur meer. De overheid geeft zo automatisch meer geld uit aan sociale uitkeringen in een laagconjunctuur. De onvoorspelbaarheid van de conjunctuur is bij de automatische conjunctuurstabilisatoren zo minder belangrijk dan bij het bepalen van bestedingen. De automatische stabilisatoren hebben automatisch een dempende werking op de conjunctuur.
De Europese Centrale Bank (ECB) kan met behulp van rentebeleid proberen de conjunctuur te beïnvloeden. Door de rente te verhogen of te verlagen kan de ECB consumptie aanmoedigen of juist afremmen.
Als er sprake is van een hoogconjunctuur zal de ECB de rente verhogen. Bij een hogere rente is het aantrekkelijker om te sparen, waardoor mensen ervoor kunnen gaan kiezen om hun geld niet uit te geven maar in plaats daarvan op de bank te zetten. Ook wordt het minder aantrekkelijk om te lenen: als je een hogere rente betaalt wordt lenen duurder. Mensen zullen zo minder snel geld gaan lenen en hun uitgaven zullen dalen.
Bij een laagconjunctuur zal de ECB ervoor kiezen om de rente te verlagen. Bij een lagere rente is het minder aantrekkelijk om te sparen en aantrekkelijker om te lenen. Mensen zullen zo meer geld gaan uitgeven, waardoor de geaggregeerde vraag zal stijgen en de conjunctuur wordt gestimuleerd.
Een probleem dat zich voordoet bij het verlagen van de rente is het zero lower bound probleem. Als de ECB de rente blijft verlagen komt er een moment dat de rente nul wordt: er is dan 0% rente. Als de conjunctuur dan laag blijft, kan de ECB de rente niet nog verder verlagen.
Een andere maatregel die de ECB kan nemen om de conjunctuur te beïnvloeden is quanitative easing.