Gratis verzending vanaf 30 euro
Binnen 2 werkdagen in huis
100.000+ leerlingen gingen je voor

Past simple

Iets vertellen over wat je gistermiddag op je vrije dag hebt gedaan. In het Nederlands zal het je ongetwijfeld gemakkelijk afgaan. Tóch kan het in het Engels soms net even wat lastiger zijn dan je denkt. Er komen namelijk een aantal regels kijken bij deze past simple, die je goed moet onthouden. In dit artikel vertellen we je daarom alles over de past simple!

Past simple

Wat is de past simple?

Wat is de past simple?

De past simple is een Engelse werkwoordstijd die wordt gebruikt om te spreken over gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. In het Nederlands staat de past simple bekend als de verleden tijd.

Het is dan ook de meest gebruikelijke vorm om het verleden te beschrijven. Je kunt de past simple herkennen door de aanwezigheid van woorden die verwijzen naar het verleden. Denk hierbij aan woorden als yesterday, last week, in 1997, when I was younger en ago.

Om de past simple bij reguliere werkwoorden te vervoegen, wordt de stam van het werkwoord gebruikt met de toevoeging van -ed als uitgang. Bij woorden die eindigen op -e komt er enkel een -d achter.

Voorbeeld:

  • I went to the store yesterday.
    • Ik ben gister naar de winkel gegaan.
  • We visited Paris in 2015.
    • We bezochten Parijs in 2015.
  • I lived in New York for five years.
    • Ik heb vijf jaar in New York gewoond.
  • They finished their homework at 9pm.
    • Ze hebben hun huiswerk om 21:00 uur afgemaakt.

In alle bovenstaande zinnen gaat het over gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Dat is de reden dat het werkwoord steeds verandert (met bijvoorbeeld -ed als uitgang).

Oefenen met regelmatige werkwoorden in de past simple

Oefenen met regelmatige werkwoorden in de past simple

Hieronder staan een aantal handige oefenopgaven over het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de past simple. Onderaan deze vragen hebben we de antwoorden op een rijtje gezet.

Oefenvragen

1. Vervoeg het werkwoord work in de past simple:

  1. I _____ at the office yesterday.
  2. She _____ on her project all weekend.
  3. They _____ on the farm for many years.

2. Vervoeg het werkwoord study in de past simple:

  1. I _____ for my exams last week.
  2. She _____ at the library every day.
  3. They _____ for their degree for four years.

3. Vervoeg het werkwoord travel in de past simple:

  1. I _____ to Japan last summer.
  2. She _____ to Europe every year.
  3. They _____ to South America for their honeymoon.

4. Vervoeg het werkwoord listen in de past simple:

  1. I _____ to music on my way to work.
  2. She _____ to the radio every morning.
  3. It _____ to their favorite podcast on the way home.

5. Vervoeg het werkwoord watch in de past simple:

  1. I _____ TV every night.
  2. She _____ a movie last weekend.
  3. They _____ the news every morning.

6. Vervoeg het werkwoord play in de past simple:

  1. I _____ soccer every Saturday.
  2. She _____ a movie last night.
  3. They _____ video games in the weekend.

Antwoorden

Antwoorden regelmatige werkwoorden past simple

1. Past simple:

  1. I worked at the office yesterday.
  2. She worked on her project all weekend.
  3. They worked on the farm for many years.

2. Past simple:

  1. I studied for my exams last week.
  2. She studied at the library every day.
  3. They studied for their degree for four years.

3. Past simple:

  1. I traveled to Japan last summer.
  2. She traveled to Europe every year.
  3. They traveled to South America for their honeymoon.

4. Past simple:

  1. I listened to music on my way to work.
  2. She listened to the radio every morning.
  3. They listened to their favorite podcast on the way home.

5. Past simple:

  1. I watched TV every night.
  2. She watched a movie last weekend.
  3. They watched the news every morning.

6. Past simple:

  1. I played soccer every Saturday.
  2. She played the piano every evening.
  3. They played video games on the weekends.

Zijn er uitzonderingen in de past simple?

Zijn er uitzonderingen in de past simple?

De past simple kent een aantal uitzonderingen. Enkele werkwoorden zijn namelijk onregelmatig. Dit betekent dat ze niet voor iedere persoonsvorm hetzelfde worden vervoegd. Deze werkwoorden krijgen in dat geval geen -ed of -d achter de stam.

In de Engelse taal bestaan er ongeveer 180 onregelmatige werkwoorden. Echter, het grootste deel van deze onregelmatige werkwoorden wordt niet meer gebruikt. Toch is er wel een klein groepje dat nog vaak wordt toegepast. Het is belangrijk om goed op de hoogte te zijn van deze woorden. Hieronder hebben we een greep uit de belangrijkste onregelmatige werkwoorden op een rijtje gezet:

Werkwoord Vervoeging
to be was / were
to have had
to do did
to give gave
to bring brought
to see saw
to take took
to say said
to make made

 

Naast deze zijn er nog enkele uitzonderingen die alleen gelden bij specifieke situaties:

Werkwoorden die eindigen op een -y na een medeklinker krijgen -ied als uitgang:

  • Study (studied) en try (tried).

Werkwoorden met één lettergreep en één korte klinker krijgen een dubbele medeklinker en -ed als uitgang:

  • Pat (patted) en pet (petted).

Werkwoorden die eindigen op -el krijgen -eled als uitgang:

  • Travel (traveled) en cancel (canceled).

Werkwoorden met twee lettergrepen waarbij de klemtoon op de laatste lettergreep valt, behouden de originele spelling en krijgen -ed als uitgang:

  • Offer (offered) en visit (visited).

Oefenen met onregelmatige werkwoorden in de past simple

Oefenen met onregelmatige werkwoorden in de past simple

Hieronder hebben we nog een aantal handige oefenopgaven op een rijtje gezet. Deze vragen gaan over het vervoegen van onregelmatige werkwoorden in de past simple. Onderaan deze vragen zijn de antwoorden te vinden.

Oefenvragen

1. Vervoeg het onregelmatige werkwoord be in de past simple:

  1. I _____ at the party last night.
  2. She _____ at home all day yesterday.
  3. They _____ at the beach on Sunday.

2. Vervoeg het onregelmatige werkwoord have in de past simple:

  1. I _____ a lot of fun yesterday.
  2. She _____ a headache last night.
  3. They _____ a great time at the concert.

3. Vervoeg het onregelmatige werkwoord do in de past simple:

  1. I _____ my homework last night.
  2. She _____ the dishes after dinner.
  3. They _____ their best on the project.

4. Vervoeg het onregelmatige werkwoord give in de past simple:

  1. I _____ my friend a gift for her birthday.
  2. She _____ her sister a present on Christmas.
  3. It _____ their mom a bouquet of flowers on Mother's Day.

5. Vervoeg het onregelmatige werkwoord bring in de past simple:

  1. I _____ my laptop to class yesterday.
  2. She _____ her umbrella because it was raining.
  3. They _____ their camera on their vacation.

6. Vervoeg het onregelmatige werkwoord take in de past simple:

  1. I _____ a shower before bed.
  2. She _____ a picture of her family at the beach.
  3. They _____ the train to work every day.

Antwoorden

Antwoorden onregelmatige werkwoorden past simple

1. Past simple:

  1. I was at a party last night.
  2. She was at home all day yesterday.
  3. They were at the beach on Sunday.

2. Past simple:

  1. I had a lot of fun yesterday.
  2. She had a headache last night.
  3. They had a great time at the concert.

3. Past simple:

  1. I did my homework last night.
  2. She did the dishes after dinner.
  3. They did their best on the project.

4. Past simple:

  1. I gave my friend a gift for her birthday.
  2. She gave her sister a present on Christmas.
  3. They gave their mom a bouquet of flowers on Mother's Day.

5. Past simple:

  1. I brought my laptop to class yesterday.
  2. She brought her umbrella because it was raining.
  3. They brought their camera on their vacation.

6. Past simple:

  1. I took a shower before bed.
  2. She took a picture of her family at the beach.
  3. They took the train to work every day.

Hoe werken vraagstellingen en ontkenningen in de past simple?

Hoe werken vraagstellingen en ontkenningen in de past simple?

In de past simple kun je ook te maken krijgen met vraagstellingen en ontkenningen. Om vraagstellingen te maken wordt er in de past simple gebruikgemaakt van het hulpwerkwoord did:

  • Did she play tennis when she was younger?
  • Did you live abroad?
  • When did you meet your wife?
  • Where did you go for your holidays?

Bij vragen die beginnen met het woord who, wordt geen gebruikgemaakt van het woord did. In dat geval komt de past simple direct achter het woord who:

  • Who discovered penicillin?
  • Who wrote Don Quixote?

Bij ontkenningen wordt in de past simple gebruikgemaakt van did not. Dit kun je in informele brieven of teksten afkorten naar didn't:

  • They didn't go to Spain this year.
  • We didn't get home until very late last night.
  • I didn't see you yesterday.

Video

Wil je alle uitleg over de past simple nog even terugkijken? Kijk dan deze video!

6 Items

Set Descending Direction
per pagina

Ontvang exclusieve tips in het examenjaar

Graag helpen we jou in het examenjaar richting je diploma!
Zit jij in je examenjaar en wil jij slagen? Schrijf je dan in voor:

Exclusieve tips
De geheimen van het eindexamen
Een template voor jouw leerplanning
Dat extra zetje in de rug

Ik ben
© 2024 ExamenOverzicht.nl