Gratis verzending vanaf 30 euro
Binnen 2 werkdagen in huis
100.000+ leerlingen gingen je voor

Bloedgroepen en resusfactor

Misschien heb je wel eens bloed laten prikken en kreeg je te horen welke bloedgroep je hebt. Waarschijnlijk is het voor jou leuk om te weten, maar meer ook niet. Echter, voor mensen die dringend bloed nodig hebben, is jouw bloedgroep zeer belangrijk. Het kan soms zelfs het verschil tussen leven en dood betekenen. In dit artikel leggen we je alles uit over bloedgroepen en de resusfactor.

Bloedgroepen en resusfactor

Wat is een bloedgroep?

Wat is een bloedgroep?

Een bloedgroep staat voor een bepaald type bloed dat je in je hebt. Dit type wordt bepaald door de suikers aan de buitenkant van de rode bloedcel (suikerstructuur) en door een eiwit. Dit eiwit wordt de resusfactor genoemd en kan positief of negatief zijn.

Welke bloedgroepen zijn er?

Welke bloedgroepen zijn er?

Er zijn acht soorten bloedgroepen, waarvan er vier worden bepaald door verschillende suikerstructuren:

  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep AB
  • Bloedgroep O

Bij de ene suikerstructuur heb je bloedgroep A en bij de andere suikerstructuur heb je bloedgroep B. Wanneer je beide suikerstructuren hebt, dan heb je bloedgroep AB. Je hebt te maken met bloedgroep O wanneer je helemaal geen suikerstructuren hebt.

Bloedgroep O is in Nederland met ruim 47% de meest voorkomende bloedgroep. Hierna volgt bloedgroep A met ongeveer 42% van de Nederlanders. Bloedgroepen B en AB zijn daarentegen de minst voorkomende bloedgroepen in Nederland.

Wanneer we de resusfactor meetellen, komen we uit op een totaal van acht bloedgroepen. Door de resusfactor kan de bloedgroep namelijk ook positief of negatief zijn. Dit wordt aangeduid met een plus of een min.

Wat is de resusfactor?

Wat is de resusfactor?

De resusfactor is een eiwit dat zich op de rode bloedcellen kan bevinden en daarmee een deel van de bloedgroep bepaalt. Wanneer dit eiwit aanwezig is op de rode bloedcellen ben je resuspositief. Zonder dit eiwit ben je juist resusnegatief.

Het grootste deel van de Nederlandse bevolking heeft dit eiwit en is resuspositief. Aangezien de resusfactor erfelijk wordt bepaald, ligt het op het DNA. In het DNA is een kopie van de moeder en een kopie van de vader te vinden. Samen bepalen deze kopieën dit uiteindelijk de resusfactor.

Kan de resusfactor problemen veroorzaken?

De resusfactor kan problemen veroorzaken tijdens een zwangerschap. Wanneer de moeder resusnegatief is en het kind resuspositief (of andersom), kan het afweersysteem van de vrouw het kind als een indringer gaan zien. Het lichaam van de moeder zal proberen het bloed van het kind af te breken. Dit proces gebeurt meestal pas na de bevalling van het eerste kind. Tijdens de zwangerschap van het eerste kind hoeft hier daarom vaak geen rekening mee gehouden te worden.

Bij de volgende bevalling kunnen er daadwerkelijk problemen gaan ontstaan. De moeder geeft namelijk voedingsstoffen aan het kind via de placenta. Naast voedingsstoffen worden er antistoffen van de moeder via de placenta vervoerd naar het kind. Wanneer de moeder dan tijdens de eerste zwangerschap resusantistoffen heeft aangemaakt, komen deze nu ook terecht in de bloedbaan van het kind. Deze antistoffen gaan het bloed van het kind proberen af te breken. Dit kan een tekort aan rode bloedcellen veroorzaken, wat leidt tot bloedarmoede.

Wat zijn antistoffen en antigenen?

Wat zijn antistoffen en antigenen?

Antistoffen zijn stoffen die alle lichaamsvreemde cellen in het lichaam aanvallen, waardoor je minder snel ziek wordt. Deze antistoffen worden gemaakt door de witte bloedcellen in het lichaam.

Antistoffen vallen dus ook vreemd bloed aan. Een persoon die bloedgroep A heeft, maakt antistof-B aan. Iemand die bloedgroep B heeft, maakt daarentegen juist antistof-A aan. Bij bloedgroep AB worden er geen antistoffen aangemaakt. Wanneer het lichaam dit wel zou doen, zou het namelijk haar eigen bloed aanvallen. Een persoon met bloedgroep O maakt zowel antistof-A als antistof-B aan.

Een antigeen is een molecuul dat zich bevindt aan de buitenkant van een cel. Elke cel in het lichaam bevat specifieke antigenen en dit geldt ook voor de rode bloedcellen. Deze antigenen kunnen het afweersysteem iets vertellen over de bloedgroep. Daardoor kan het afweersysteem de cel herkennen en eventueel vernietigen wanneer deze lichaamsvreemd is.

Er zijn twee soorten antigenen die betrekking hebben tot de bloedgroepen: antigeen A en antigeen B. Wanneer je antigeen A op een rode bloedcel hebt, dan heb je bloedgroep A. Als je antigeen B op een rode bloedcel hebt, dan heb je bloedgroep B. Indien beide antigenen zich op de rode bloedcel bevinden heb je te maken met bloedgroep AB. Een persoon zonder zonder beide antigenen heeft bloedgroep O. 

Hoe werken bloedgroepen bij een bloedtransfusie?

Hoe werken bloedgroepen bij een bloedtransfusie?

Via een bloedtransfusie kun je bloed geven aan een lichaam. Vaak komt dit bloed van een bloeddonor. Je kunt niet zomaar willekeurig bloed in een lichaam toelaten. Tijdens een bloedtransfusie moet er daarom gelet worden op een aantal factoren: antigenen, antistoffen en de resusfactor. Hierbij is het belangrijk om te onthouden dat er bij een bloedtransfusie enkel gebruik gemaakt wordt van de rode bloedcellen van een donor.

Een bloedtransfusie vindt vaak plaats wanneer iemand in een korte tijd veel bloed verliest. Doordat het lichaam antistoffen aanmaakt tegen bepaalde soorten bloed, is het belangrijk dat er een goede match wordt gevonden. Het bloed kan namelijk gaan klonteren en afgebroken worden door het lichaam wanneer er een foute match is gemaakt.

Wanneer een persoon resusnegatief is zal deze dan ook resusnegatief bloed moeten krijgen tijdens de bloedtransfusie. Als voorbeeld kan er bij een mismatch met resuspositief bloed een levensbedreigende situatie ontstaan. Het lichaam is namelijk niet gewend aan de aanwezigheid van het eiwit. Het afweersysteem zal zich ook hier tegen het bloed keren en het proberen af te breken.

Het bloedtransfusieschema

Hierboven zie je het bloedtransfusieschema. Hierin kun je zien bij welke combinaties van bloedgroepen er klontering of juist geen klontering ontstaat. Op basis van dit schema kan bepaald worden welke donor er ingeschakeld moet worden.

Het schema werkt als volgt:

  • Bloedgroep A: kan bloed doneren aan bloedgroep A en AB. Het kan alleen bloedgroep A en O ontvangen.
  • Bloedgroep B: kan bloed doneren aan bloedgroep B en AB. Het kan alleen bloedgroep B en O ontvangen.
  • Bloedgroep AB: kan alleen bloed doneren aan bloedgroep AB. Het kan bloed uit alle bloedgroepen ontvangen.
  • Bloedgroep O: kan bloed aan iedere bloedgroep doneren. Het kan enkel bloed uit bloedgroep O ontvangen.

Video

Wil je meer weten over bloedgroepen en de resusfactor? Kijk dan deze video.

5 Items

Set Descending Direction
per pagina

Ontvang exclusieve tips in het examenjaar

Graag helpen we jou in het examenjaar richting je diploma!
Zit jij in je examenjaar en wil jij slagen? Schrijf je dan in voor:

Exclusieve tips
De geheimen van het eindexamen
Een template voor jouw leerplanning
Dat extra zetje in de rug

Ik ben
© 2024 ExamenOverzicht.nl