Gratis verzending vanaf 30 euro
Digitaal te lezen in de app
Als je een product koopt is de kans groot dat dit uit het buitenland komt. Andersom worden ook veel producten die in Nederland worden gemaakt in het buitenland verkocht. Dit is mogelijk door vrijhandel. Vrijhandel is internationale handel zonder handelsbelemmeringen. Als er geen sprake is van protectionistische maatregelen kunnen landen gemakkelijk onderling producten met elkaar verhandelen. Hierdoor kunnen landen zich gaan specialiseren in bepaalde producten. Hieronder lees je meer over vrijhandel en specialisatie.
Als er sprake is van vrijhandel, kunnen landen vrij producten met elkaar verhandelen zonder dat daarbij sprake is van protectionistische maatregelen zoals importtarieven. Dit zijn speciale belastingen op geïmporteerde artikelen. Protectionistische maatregelen zorgen ervoor dat het lastiger wordt om te handelen met andere landen. Als er geen protectionistische maatregelen zijn tussen landen is er sprake van vrijhandel. Vaak neemt de welvaart in een gebied waar vrijhandel is toe. Een bekend gebied waar vrijhandel plaatsvindt, is de interne EU markt. Vrijhandel heeft een aantal voordelen:
Vrijhandel heeft niet alleen maar voordelen. Er zijn verschillende nadelen die kunnen optreden als gevolg van vrije handel tussen landen:
Als de nadelige effecten van vrijhandel erg groot zijn, kan een land besluiten om protectionistische maatregelen in te gaan voeren. Hierdoor wordt vrijhandel beperkt.
Voor landen is het produceren van bepaalde producten gemakkelijk en goedkoop, maar kan het produceren van andere producten ingewikkeld en duur zijn. Nederland is bijvoorbeeld goed in het produceren van voedsel, maar minder goed in het produceren van auto’s. Voor Duitsland kan dit andersom zijn: Duitsland kan beter zijn in het produceren van auto’s dan in het produceren van voedsel. Als Duitsland beter is in het produceren van auto’s en Nederland beter is in het produceren van voedsel zou het handiger zijn als Duitsland zich gaat specialiseren in het maken van auto’s en Nederland in het produceren van voedsel. Als Duitsland en Nederland zich volledig zouden gaan specialiseren, zou Duitsland alleen nog maar auto’s produceren en Nederland alleen nog maar voedsel.
In welke producten een land zich zal specialiseren hangt af van de comparatieve kostenverschillen tussen landen. Als het voor een land relatief goedkoper is om een bepaald product te produceren heeft dat land een comparatief kostenvoordeel ten opzichte van een ander land. Als het bijvoorbeeld voor Nederland goedkoper is om voedsel te produceren dan voor Duitsland, heeft Nederland een comparatief kostenvoordeel in de productie van voedsel ten opzichte van Duitsland.
Hieronder zie je een sterk gesimplificeerd voorbeeld dat de voordelen van specialisatie tussen landen laat zien. Stel je voor dat er in de wereld maar twee landen zijn: Nederland en de Verenigde Staten. Zij produceren samen twee producten: voedsel en auto’s. Voor de productie van voedsel en auto’s is alleen arbeid nodig. De andere productiefactoren zijn niet van belang.
Hieronder zie je een tabel met daarin de aantallen uren die het beide landen kost om voedsel en auto’s te produceren:
Aantal uren arbeid per eenheid product | Voedsel | Auto's |
---|---|---|
Nederland |
50 |
100 |
Verenigde Staten |
40 |
25 |
De Verenigde Staten kan zowel voedsel (40 uur werk in de Verenigde Staten vergeleken met 50 uur werk in Nederland) als auto’s (25 uur tegen 100 uur) goedkoper produceren dan Nederland. De Verenigde Staten heeft dan een absoluut kostenvoordeel in zowel voedsel als auto’s ten opzichte van Nederland, omdat de Verenigde Staten beide producten goedkoper kan produceren.
Het absolute kostenvoordeel is niet hetzelfde als een relatief kostenvoordeel. Voor de relatieve kostenverschillen is het van belang welk land in verhouding een product goedkoper kan produceren. Dit kun je berekenenen door te kijken naar de opofferingskosten die beide landen maken bij het produceren van voedsel of auto’s. De opofferingskosten van voedsel zijn de hoeveelheid auto’s die niet kunnen worden gemaakt als een land ervoor kiest om voedsel te produceren. In Nederland is 50 uur nodig om één eenheid voedsel te produceren. In die 50 uur had ook 50 / 100 = 0,5 auto gemaakt kunnen worden. De opofferingskosten van voedsel in Nederland zijn dan 0,5 auto. Andersom hadden in Nederland in de tijd dat één auto wordt gemaakt ook twee eenheden voedsel gemaakt kunnen worden. De opofferingskosten van auto’s zijn dan 2 eenheden voedsel.
Opofferingskosten | Voedsel | Auto's |
---|---|---|
Nederland |
0,5 auto |
2 voedsel |
In de VS zijn de opofferingskosten anders. In de tijd dat daar één eenheid voedsel gemaakt kan worden kan ook 40 / 25 = 1,6 auto gemaakt worden. In de tijd dat één auto gemaakt wordt, kan ook 30 / 40 = 0,63 eenheid voedsel gemaakt worden.
Opofferingskosten | Voedsel | Auto's |
---|---|---|
Nederland |
0,5 |
2 |
Verenigde Staten |
1,6 |
0,63 |
De opofferingskosten van voedsel zijn in Nederland lager dan in de Verenigde Staten. Nederland heeft dan een relatief kostenvoordeel in de productie van voedsel ten opzichte van de Verenigde Staten. Andersom zijn de opofferingskosten van auto’s lager in de Verenigde Staten dan in Nederland. De Verenigde Staten heeft dan een relatief kostenvoordeel op auto’s ten opzichte van Nederland. Het relatieve kostenvoordeel laat dus zien of de productie van een product in een land in verhouding goedkoper is dan in een ander land.
In het voorbeeld hierboven heeft Nederland een relatief kostenvoordeel op voedsel en heeft de VS een relatief kostenvoordeel op auto’s. Als Nederland zich specialiseert in de productie van voedsel en de VS zich specialiseert in de productie van auto’s stijgt de totale productie van beide landen.
Voorbeeld
Stel je voor dat Nederland 20 miljoen uur aan arbeid te besteden heeft en de Verenigde Staten 10 miljoen uur. Als beide landen hun arbeid evenredig zouden verdelen, zou Nederland 10 miljoen uur besteden aan de productie van zowel voedsel als auto’s en zou in de Verenigde Staten 5 miljoen uur worden besteed aan de productie van voedsel en 5 miljoen uur aan de productie van auto’s. De totale productie van voedsel en auto’s is dan als volgt:
Totale productie | Voedsel | Auto's |
---|---|---|
Nederland |
10.000.000 / 50 = 200.000 eenheden voedsel |
10.000.000 / 100 = 100.000 auto’s |
Verenigde Staten |
5.000.000 / 40 = 125.000 eenheden voedsel |
5.000.000 / 25 = 200.000 auto’s |
Totaal |
325.000 eenheden voedsel |
300.000 auto’s |
Als beide landen zich volledig zouden specialiseren, zou Nederland alleen nog maar voedsel produceren en zou de VS alleen nog maar auto’s produceren. De totale productie van voedsel en auto’s wordt dan als volgt:
Totale productie | Voedsel | Auto's |
---|---|---|
Nederland |
20.000.000 / 50 = 400.000 eenheden voedsel |
- |
Verenigde Staten |
- |
10.000.000 / 25 = 400.000 auto’s |
Totaal |
400.000 eenheden voedsel |
400.000 auto’s |
Doordat beide landen zich specialiseren stijgt de totale productie van zowel voedsel (325.000 naar 400.000) als auto’s (300.000 naar 400.000).
Wil je een samenvatting op video zien over het onderwerp vrijhandel? Kijk dan onderstaande video van Economie-Academy.