FIFO, LIFO en vaste verrekenprijs (VVP)
Hoeveel is de voorraad van een bedrijf waard? Dat hangt voor een groot deel af van de voorraadwaarderingsmethode die het bedrijf gebruikt. Zo kunnen bedrijven hun voorraad waarderen volgens FIFO, LIFO of de vaste verrekenprijs (VVP). Hoewel deze afkortingen lijken op twee slecht-gekopieerde voetbalgames of een nieuwe politieke partij, hebben ze daar niets mee te maken. Maar hoe werken FIFO, LIFO en de VVP dan? En wat zijn de verschillen? Dat lees je allemaal in dit artikel!
Wat is voorraad?
Voorraad zijn goederen die worden gebruikt voor de verkoop of verwerking. Voorraden behoren tot de voorraadgrootheden, omdat de waarde van de voorraad wordt gemeten op een bepaald moment. Bovendien zijn er twee soorten voorraad: technische voorraad en economische voorraad.
Wat is het verschil tussen technische en economische voorraad?
De technische voorraad is de fysieke voorraad die aanwezig is.
Voor de technische voorraad maakt het niet uit wie de eigenaar is van de voorraad, zolang het maar aanwezig is bij het bedrijf. Stel, je koopt schoenen bij een webshop. Je hebt betaald en wacht op levering. Zolang de schoenen nog in het magazijn van dat bedrijf liggen, vallen ze onder de technische voorraad van dat bedrijf, ook al heb jij ze al betaald en ben je feitelijk al eigenaar van de schoenen.
De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming juridisch eigenaar is.
Voor de economische voorraad maakt het niet uit of deze al is geleverd of niet. Stel, een schoenenwinkel koopt schoenen in bij de leverancier en de schoenen zijn nog niet geleverd. Deze schoenen vallen dan al wel onder de economische voorraad van de schoenenwinkel, ook al zijn de schoenen nog niet fysiek aanwezig. De schoenenwinkel is al juridisch eigenaar van de schoenen.
Bij de economische voorraad loopt de onderneming een prijsrisico. Het kan namelijk zijn dat inkoopprijzen kunnen stijgen of dalen. De economische voorraad kun je berekenen met de volgende formule:
- Economische voorraad = technische voorraad – voorverkopen + voorinkopen
Wat is voorraadwaardering?
Voorraadwaardering is het bepalen van de waarde van de voorraad. Dit is erg belangrijk, omdat de voorraad op de balans staat. Daarnaast komen de inkopen en verkopen van de voorraad op de resultatenrekening terecht.
Het kan ingewikkeld zijn om de inkoopwaarde van de omzet of de brutowinst te berekenen als de voorraad verschillende inkoopprijzen heeft. Dit kan bijvoorbeeld komen door inflatie of omdat de onderneming producten bij verschillende leveranciers inkoopt.
Om hier mee om te gaan, zijn er drie soorten manieren om de voorraad te waarderen: FIFO, LIFO en de vaste verrekenprijs (VVP). Als de inkoopprijzen niet zouden verschillen, dan zouden alle drie de manieren op dezelfde uitkomsten komen. Echter, inkoopprijzen die continu omhoog en omlaag gaan, zorgen ervoor dat iedere methode resulteert in andere cijfers op de balans en resultatenrekening.
Daarnaast bestaat er nog een manier die erg makkelijk te onthouden is: de vervangingswaarde. Als een bedrijf de methode van vervangingswaarde aanhoudt, wordt de inkoop gebaseerd op de huidige prijs van de voorraad. Met andere woorden: er wordt gekeken naar hoeveel de producten op dat moment waard zijn (tegen de prijzen die dan gelden). De andere methodes leggen we hieronder uit.
Hoe werkt FIFO?
Bij FIFO wordt de voorraad die als eerst is ingekocht, ook als eerst weer verkocht. FIFO staat dan ook voor ‘first in, first out’. Dit wordt bijvoorbeeld vaak in supermarkten gebruikt bij het vakkenvullen. Bij het FIFO-systeem bereken je de brutowinst achteraf, omdat je pas achteraf weet wat je daadwerkelijk voor de verkochte producten hebt betaald.
Het FIFO-systeem wordt vaak gebruikt bij producten die snel kunnen bederven. Zo zal groente en fruit dat in de supermarkt ligt vrij snel bederven, waardoor het niet meer kan worden verkocht. Daarnaast wordt het FIFO-systeem vaak gebruikt door ondernemingen die producten inkopen met stijgende inkoopprijzen.
Voorbeeld
Stel, een supermarkt koopt een bloemkool in op 1 januari voor € 0,50, op 3 januari voor € 0,70, en op 5 januari voor € 0,80. De supermarkt verkoopt op 6 januari alle bloemkolen voor € 2 per stuk. In het schema hieronder zie je dat de supermarkt meer winst maakt door het FIFO-syteem te gebruiken. Oftewel: door eerst de bloemkool te verkopen die als eerst gekocht is. Hoe groter het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs, hoe groter namelijk de winst. Als de supermarkt eerst de bloemkool zou verkopen die op 5 januari is binnengekomen, zou de brutowinst veel lager zijn.
Datum | Inkoopprijs | Verkoopprijs | Brutowinst |
---|---|---|---|
1 januari |
€ 0,50 |
€ 2 |
€ 1,50 |
3 januari |
€ 0,70 |
€ 2 |
€ 1,30 |
5 januari |
€ 0,80 |
€ 2 |
€ 1,20 |
Hoe werkt LIFO?
Bij LIFO wordt de voorraad die als laatst is ingekocht, als eerst verkocht. LIFO staat voor ‘last in, first out’ en is daarmee het tegenovergestelde van het FIFO-systeem. Ook bij het LIFO-systeem bereken je de brutowinst achteraf, aangezien je dan pas weet voor welke prijs je de verkochte producten hebt ingekocht.
Ondernemers zullen LIFO gebruiken als het gaat om goederen die niet bederven. Voorraad die volgens het LIFO-systeem wordt behandeld, kan blijven liggen en hoeft niet direct te worden verkocht. Denk aan grondstoffen of producten voor in de bouw, zoals bakstenen, zand of kolen. De onderneming zal namelijk de bakstenen pakken die boven op de stapel liggen en niet uitzoeken welke stenen er al het langst liggen. Ook zal de ondernemer de LIFO-methode gebruiken bij dalende inkoopprijzen. Dit leggen we weer uit met een voorbeeld.
Voorbeeld
Stel, een woonwinkel koopt een tafel in op 1 januari voor € 100, op 1 maart voor € 90, en op 1 juli voor € 80. De woonwinkel verkoopt al deze tafels voor € 150 per stuk. Dan zie je in het schema hieronder dat de woonwinkel meer winst maakt door het LIFO-syteem te gebruiken. Met andere woorden: door eerst de tafel te verkopen die het laatst binnen is gekomen. Hoe groter het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs, hoe groter de winst. Als de woonwinkel eerst de tafel zou verkopen die op 1 januari is binnengekomen, dan maken ze veel minder winst.
Datum | Inkoopprijs | Verkoopprijs | Brutowinst |
---|---|---|---|
1 januari |
€ 100 |
€ 150 |
€ 50 |
1 maart |
€ 90 |
€ 150 |
€ 60 |
1 juli |
€ 80 |
€ 150 |
€ 70 |
Video
Wil je meer weten over de FIFO- en LIFO-methode? Check dan zeker deze uitlegvideo:
Hoe werkt de vaste verrekenprijs (VVP)?
De vaste verrekenprijs is een schatting van de gemiddelde inkoopprijs en de gemiddelde inkoopkosten. Bij inkoopkosten kun je denken aan bestelkosten, invoerkosten en transportkosten. De vaste verrekenprijs (VVP) wordt ook wel de verwachte gemiddelde inkoopprijs genoemd. Bedrijven die de methode van de VVP hanteren, kunnen de brutowinst vooraf al inschatten. Dat komt omdat de VVP een schatting is, waardoor je de daadwerkelijk inkoopprijzen niet hoeft af te wachten.
Het voordeel van de vaste verrekenprijs is dat het minder reken- en administratief werk oplevert dan de systemen van FIFO of LIFO. Je pakt bij de VVP namelijk één prijs en daarmee reken je de hele tijd.
Een nadeel van de vaste verrekenprijs is dat het een schatting is. Daardoor kan de VVP soms behoorlijk afwijken van de werkelijke inkoopprijzen. Als blijkt dat werkelijke inkoopprijzen ver onder of ver boven de VVP zitten, moeten bedrijven dat achteraf corrigeren.
In het schema hieronder zie je dat de brutowinst bij de vaste verrekenprijs gemakkelijk te berekenen is:
Datum | VVP | Verkoopprijs | Brutowinst |
---|---|---|---|
1 januari |
€ 90 |
€ 150 |
€ 60 |
1 maart |
€ 90 |
€ 150 |
€ 60 |
1 juli |
€ 90 |
€ 150 |
€ 60 |
Video
Wil je meer weten over de VVP-methode? Check dan zeker deze uitlegvideo:
Wat zijn de gevolgen van een voorraadwaardering?
De keuze van een onderneming voor één van de drie voorraadwaarderingsmethodes heeft invloed op de waarde van de voorraad op de balans, de kosten op de resultatenrekening en daarmee op de financiële besluiten die worden genomen. Daarom is het zeer belangrijk om te bedenken welke methode het beste aansluit op een bepaalde situatie van een bepaalde onderneming.
Bij verschillende situaties pakken verschillende voorraadwaarderingsmethodes het beste uit. Zo wordt de duurste voorraad als eerst verkocht als een bedrijf tijdens inflatie het LIFO-systeem gebruikt. Hierdoor ontstaan er hogere inkoopkosten van de voorraad en een lagere voorraadwaardering op de balans.
Echter, als het FIFO-systeem wordt gebruikt tijdens inflatie, wordt de goedkoopste voorraad als eerst verkocht. Dit zorgt in feite voor lagere inkoopkosten van de voorraad en een hogere voorraadwaardering op de balans. Een nadeel in deze situatie is dat er meer winstbelasting zal moeten worden betaald. De brutowinst van het bedrijf is dan namelijk hoger door de lagere inkoopprijs.