Gratis verzending vanaf 30 euro
Digitaal te lezen in de app
Mag je een 5,49 afronden naar een 6? En moet je echt al die miljarden getallen achter de komma van pi gebruiken, of mag je deze afronden? Bij dit soort vragen is het belangrijk dat je weet wat de regels met betrekking tot afronden zijn. Wat deze regels precies zijn, dat lees je in dit artikel!
Bij het afronden is het belangrijk dat je genoeg informatie geeft, zonder dat je antwoord (getal) te lang is. Het aantal cijfers achter de komma noemen we decimalen. Stel dat je een vraag krijgt waarbij staat dat je het antwoord moet afronden op 2 decimalen. De basisregels zijn dan:
Voorbeelden
Standaard ronden we getallen af op 1 decimaal, tenzij er sprake is van een uitzondering. Uitzonderingen zijn producten, personen, procenten, geldbedragen en breuken. Deze zullen hieronder worden besproken.
Op een toets staat soms op hoeveel decimalen je het antwoord moet afronden. Volg in dat geval wat er wordt gevraagd.
Wil je meer weten over de basisregels bij afronden? Bekijk dan zeker even deze uitlegvideo van Math with Menno:
Bij het afronden met procenten is het aan te raden om af te ronden op 2 decimalen, omdat dit iets nauwkeuriger is. Natuurlijk kan er altijd iets anders worden gevraagd in een opdracht.
Voorbeelden
Let dus altijd goed op wat er precies wordt gevraagd.
Kleine geldbedragen worden altijd afgerond op centen, oftewel op 2 decimalen. Als het aantal centen eindigt op een 0, dan schrijf je die wel op. We schrijven bijvoorbeeld € 5,50 in plaats van € 5,5.
Grote geldbedragen worden vaak afgerond op duizenden, miljoenen of miljarden. Als er bijvoorbeeld wordt gevraagd om af te ronden op duizenden, kijk je naar het getal achter het duizendtal (het honderdtal).
Voorbeelden
Producten en personen worden altijd afgerond op gehele getallen. Je kunt namelijk niet 2,9 fietsen of 8,4 flessen cola hebben.
Hoe je precies moet afronden, hangt af van de vraag:
Als er niet om een minimum of maximum wordt gevraagd, dan rond je af op gehele getallen volgens de basisregels van het afronden.
Voorbeelden
Wil je meer weten over dit soort uitzonderingen? Check dan deze uitlegvideo van Math with Menno:
Bij het afronden van breuken rond je vaak af op meer dan één decimaal. Op die manier wordt het getal nauwkeuriger weergegeven, en kan het antwoord niet worden verward met een andere breuk.
Voorbeeld
Het is belangrijk dat je niet tussentijds afrondt. Ook niet wanneer je midden in een berekening op een getal met meerdere decimalen uitkomt. Tussentijds afronden kan namelijk het eindantwoord beïnvloeden.
Een goede manier om verder te rekenen met een tussentijds antwoord, is door deze op te slaan onder een letter. Daarnaast kun je grote kommagetallen ook opnieuw gebruiken in een berekening door middel van de ANS-knop op je rekenmachine.
Wil je weten hoe je de ANS-knop gebruikt op je rekenmachine? Kijk dan deze video:
Om aan te geven dat het eindantwoord is afgerond kun je het bijna-gelijk-aan-teken (≈) gebruiken. Zet voor de duidelijkheid eerst het niet afgeronde antwoord neer en daaronder het afgeronde antwoord:
Hieronder staat een voorbeeld van een opgave met twee berekeningen. In de eerste berekening is er niet tussentijds afgerond. In de tweede berekening is er wel tussentijds afgerond.
Voorbeeld
A = 1,8 × v
v = 10 × 0,249
Bereken A en rond af op hele getallen:
v = 10 × 0,249 → v = 2,49
A = 1,8 × 2,49 → A = 4,482
Het antwoord is:
A = 4,48...
A ≈ 4
Als je v tijdens de opgave afrond:
v = 10 × 0,249 → v = 2,49 → v ≈ 2,5
A = 1,8 × 2,5 → A = 4,5
Het antwoord is:
A = 4,5
A ≈ 5
Het is dus belangrijk dat je nooit tussentijds afrondt, maar alleen het eindantwoord afrondt.
Hieronder vind je twee oefenopgaven om te oefenen met afronden.
Oefenopgave 1
Vraag
Rond de getallen bij a en b af op 2 decimalen, en rond de getallen bij c en d af op 3 decimalen.
Antwoord
Oefenopgave 2
Vraag
Onderstaande formule is voor het berekenen van de afstand tussen 2 auto's met dezelfde snelheid.
A = v × ((v/188) + 0,14)
Hierin is:
Twee auto's rijden met een snelheid van 84,5 km/u, en er moet minimaal 50 meter tussen beide auto's zitten. Voldoen deze auto's aan de eis?
Antwoord
A = 84,5 × ((84,5/188) + 0,14)
A = 49,81005 ...
In dit geval rond je dit af naar 49 meter. De auto's voldoen niet aan de eis, want er is sprake van een minimale afstand van 50 meter.