Gratis verzending vanaf 30 euro
Binnen 2 werkdagen in huis
100.000+ leerlingen gingen je voor

Beeldspraak

Je kunt natuurlijk doen alsof er geen olifant in de kamer is, maar we weten allebei dat het eindexamen eraan zit te komen. Dus kijk niet langer de kat uit de boom, stroop de mouwen op en check snel dit artikel over beeldspraak!

Beeldspraak

Wat is beeldspraak?

Wat is beeldspraak?

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld. Stel dat je een wedstrijdje sprinten doet met een vriend of vriendin en een toeschouwer roept: ''Jullie gaan als een speer!''. Dan bedoelt deze vriendelijke man niet letterlijk dat jullie gaan als een speer. Hij bedoelt wel dat jullie heel snel gaan. Zo zijn er veel uitspraken die mensen doen die ze niet letterlijk bedoelen. Dit zijn allemaal vormen van beeldspraak. Ook komt beeldspraak regelmatig voor in spreekwoorden en gezegden.

Er zijn verschillende vormen van beeldspraak. Het voorbeeld hierboven is een vergelijking met als. Jullie snelheid wordt vergeleken met de snelheid van een speer en dit wordt gedaan door het woordje 'als' toe te voegen. Behalve de vergelijking met als, zijn er nog andere vormen van beeldspraak. Die zullen we verderop in dit artikel met voorbeelden uitleggen. Maar eerst bespreken we waarom beeldspraak überhaupt wordt gebruikt.

En wist je trouwens dat ook politici een handje hebben van beeldspraak-gebruik? Check hier welke soorten beeldspraak allemaal de revue passeren in deze aflevering van Zondag met Lubach:

 

Waarom wordt beeldspraak gebruikt?

Waarom wordt beeldspraak gebruikt?

Kort gezegd kan beeldspraak taal levendig maken. Beeldspraak vind je dan ook vaak in gedichten, boeken, columns en in alle andere teksten waarbij het een doel van de schrijver is om de tekst aantrekkelijk en levendig te maken. Zelf zou je dus ook beeldspraak kunnen gebruiken als je voor school bijvoorbeeld een betoog moet schrijven. Niet overtuigd? Vergelijk dan de volgende zinnen eens en bepaal welke jij aantrekkelijker vindt.

1. In de schoolbus zaten wij opeengepakt als haringen in een ton.
2. In de schoolbus zaten wij dicht op elkaar.

1. Veel studenten wonen in een zwijnenstal.
2. Veel studenten wonen in een huis met troep.

1. De zon streelde mijn wangen.
2. De zon scheen op mijn wangen (en ik vond het fijn).

Wat zijn voorbeelden van beeldspraak?

Wat zijn voorbeelden van beeldspraak?

Vergelijkingen: met als, met van, asyndetisch en homerisch

In een vergelijking verbind je twee dingen die op elkaar lijken: het object [O] (dat wat werkelijk bestaat/waar het over gaat) en het beeld [B] (hoe je het object omschrijft). Er bestaan vier verschillende vergelijkingen. In de vergelijking met als worden het beeld en het object gekoppeld door het woord 'als'.

De man [O] is zo groot als een reus [B].

Zij [O] klimt zo snel als een aap [B].

In een vergelijking met van wordt het woord 'van' gebruikt. Dit zijn vaak bekende vergelijkingen.

Een schat [B] van een vrouw [O].

Een beer [B] van een vent [O].

In een asyndetische vergelijking is het object [O] niet met een verbindingswoord (als/van) verbonden, maar met het beeld [B].

De middelbare school van een brugklasser [O], een doolhof [B].

Zijn hoofd [O], een tomaat [B], gloeide van schaamte.

In de homerische vergelijking is de vergelijking erg breed uitgewerkt. Eerst wordt het object [O] genoemd, daarna wordt het beeld [B] heel uitgebreid uitgewerkt en tot slot wordt weer het object [O] genoemd. De naam van de vergelijking komt van Homerus, de schrijver van de Ilias en de Odyssee. In deze werken staan veel van deze vergelijkingen. Een bekend voorbeeld van een homerische vergelijking staat ook in Mei van Herman Gorter:

Was zoo de zee [O]? Neen, neen een stad geleek
Ze, pleinen en straten in de kermisweek, Boerinne' en boeren, en muziek en dans
In de herbergen en in lichten krans
Om elke markt de snuisterijenkramen.
Of als een koning komt en alle ramen
Zijn licht des avonds en uit ieder dak
Een witte vlag [B]. Zoo was de zee [O] [...]

Metafoor

Bij een metafoor kun je het object weglaten en vervangen door het beeld. Het beeld is dan de metafoor. Er wordt wel een vergelijking gemaakt, maar deze is impliciet. Dit betekent dat de vergelijking niet wordt uitgesproken en dat je zelf de overeenkomst moet bedenken met het (eventueel onuitgesproken) object. De metafoor lijkt op de vergelijking, maar het verband tussen het beeld en het object is minder vanzelfsprekend.

Een kleerkast [B] fouilleerde alle jongeren die het festivalterrein op wilden.

Sanne [O] is de prinses [B] van de klas.

Personificatie

De personificatie is, net als de synesthesie en de allegorie, een vorm van een metafoor. Bij de personificatie wordt er een menselijke eigenschap toegeschreven aan een levenloos object.

De stoel kermde en kreunde onder het gewicht van de vrouw.

Mijn oude omafiets smeekt om een opknapbeurt.

Synesthesie

De synesthesie is, net als de personificatie en de allegorie, een vorm van een metafoor. Bij de synesthesie worden er twee of meer indrukken van zintuigen met elkaar gecombineerd.

Schreeuwende kleuren (horen en zien worden gecombineerd).

Scherpe geur (proeven en ruiken worden gecombineerd).

Allegorie

De allegorie is, net als de personificatie en de synesthesie, een vorm van een metafoor. Bij de allegorie wordt een metafoor een heel werk lang volgehouden. Bijvoorbeeld gedurende een heel gedicht of boek. Het bekendste voorbeeld hiervan is Elckerlyc (15e-eeuws zinnespel).

Metonymie

Bij een metonymie is er een bijzonder verband tussen het object [O] en het beeld [B]. Hieronder staan de mogelijke verbanden uitgewerkt.

  • Je noemt een deel in plaats van het geheel (dit wordt ook wel pars pro toto genoemd).
    • Hij nam een bloemetje mee voor zijn vrouw (bedoeld wordt: een bosje bloemen).
  • Je noemt het geheel in plaats van het deel.
    • Zwolle won met 1-0 van De Graafschap (bedoeld wordt: het voetbalelftal van Zwolle).
  • Je noemt de plaats of de ruimte in plaats van de aanwezigen.
    • De zaal gaf de zanger een lang applaus (bedoeld wordt: het publiek).
  • Je noemt de producent in plaats van het product.
    • Hij heeft een nieuwe Apple gekocht (bedoeld wordt bijvoorbeeld: een iPhone van Apple).
  • Je noemt een eigenschap in plaats van de persoon.
    • Die kleine komt morgen ook kijken (bedoeld wordt bijvoorbeeld: een klein meisje).
  • Je noemt het materiaal in plaats van het voorwerp.
    • Hij heeft goud gewonnen op de 100 meter sprint (bedoeld wordt: de gouden medaille).
  • Je noemt het voorwerp in plaats van de inhoud.
    • Ik lust wel een glaasje (bedoeld wordt bijvoorbeeld: een glas met wijn).

Video

Wil je meer leren over beeldspraak? Bekijk dan zeker even deze uitlegvideo van Arnoud Kuijpers:

6 Items

Set Descending Direction
per pagina

Ontvang exclusieve tips in het examenjaar

Graag helpen we jou in het examenjaar richting je diploma!
Zit jij in je examenjaar en wil jij slagen? Schrijf je dan in voor:

Exclusieve tips
De geheimen van het eindexamen
Een template voor jouw leerplanning
Dat extra zetje in de rug

Ik ben
© 2024 ExamenOverzicht.nl