Gratis verzending vanaf 30 euro
Digitaal te lezen in de app
Als je vaker discussies wilt winnen, is het belangrijk om goed te kunnen argumenteren. Om verschillende soorten argumenten te onderscheiden gebruiken we argumentatiestructuren. Op deze pagina kun je alles lezen over de verschillende argumentatiestructuren, zodat jij vaker discussies kunt winnen.
Als je geen zin hebt om dit hele artikel te lezen, check dan onderstaande video. Daarin wordt je alles uitgelegd wat je moet weten over argumentatiestructuren.
Wanneer je een bepaalde mening hebt over iets, oftewel een standpunt, en je wil iemand anders overtuigen van jouw mening, dan gebruik je argumenten om jouw standpunt te onderbouwen. Kijk maar eens naar het volgende voorbeeld:
Standpunt:
Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur ’s morgens open mogen gaan.
Argument:
Het puberbrein is erbij gebaat om later te beginnen.
Een standpunt is dus altijd wát je vindt of doet, terwijl een argument is waaróm je iets vindt of doet. Voor het argument kun je altijd het woordje ‘want’ zetten. Verder is het belangrijk om met een standpunt en argumenten te werken als je een betoog schrijft.
Standpunten en argumenten zijn onder andere te herkennen aan de volgende signaalwoord:
Standpunt |
Ik vind, dus, volgens mij, kortom, ik denk dat, mijn mening hierover is |
Argument |
Want, omdat, immers |
Een standpunt met argumenten kun je structureren in een argumentatieschema. Een argumentatieschema ziet er op het eerste gezicht misschien wat ingewikkeld uit. Toch kan een argumentatieschema juist dienen om de structuur van een standpunt met argumenten duidelijk te maken. Je begint in een argumentatieschema altijd met het bovenste vakje. Hier zet je het standpunt neer. Vervolgens komen onder dit standpunt de argumenten te staan.
Je kunt je vast voorstellen dat argumentatieschema’s er niet allemaal hetzelfde uitzien. Je kunt immers een standpunt hebben met één argument of met meerdere argumenten. Soms hebben deze meerdere argumenten een verband met elkaar en soms staan ze los van elkaar. We onderscheiden de volgende argumentatieschema’s:
Bij enkelvoudige argumentatie wordt het standpunt onderbouwd met één argument:
De pijl in een schema kan naar boven of naar beneden wijzen. Naar boven betekent ‘dus’. Je leest dan van beneden naar boven. Naar beneden betekent ‘want’. Je leest dan van boven naar beneden.
Het argumentatieschema hierboven lees je dus als volgt:
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Of:
Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, dus iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een eerder genoemd argument. Deze vorm wordt ook wel ketenargumentatie genoemd.
Het argumentatieschema hierboven lees je als volgt:
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, want roken kan zorgen voor kanker, hart- en vaatziekten en een slechte huid.
Of:
Roken kan zorgen voor kanker, hart- en vaatziekten en een slechte huid, dus roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, dus iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Bij nevenschikkende argumentatie wordt er een onderscheid gemaakt tussen onafhankelijke en afhankelijke argumenten. Bij onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten die gelijkwaardig aan elkaar zijn en die je van plaats zou kunnen wisselen in het schema.
Omdat dit argumentatieschema onafhankelijk is, kun je de argumenten ook onafhankelijk van elkaar lezen:
Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, dus iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Roken kost veel geld, dus iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Of:
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken, want roken kost veel geld.
Bij afhankelijk nevenschikkende argumentatie hebben de argumenten elkaar nodig (vandaar de term afhankelijk). Samen maken ze een sterk argument om het standpunt mee te onderbouwen.
Het argumentatieschema hierboven lees je als volgt:
Roken kost veel geld en het is belangrijk om aan het eind van de maand geld over te houden om te sparen, dus iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Of:
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken, want roken kost veel geld en het is belangrijk om aan het eind van de maand geld over te houden om te sparen.
Wanneer je zelf een argumentatieschema gaat opstellen, volg dan onderstaand stappenplan:
Vind je het nog steeds lastig? Probeer dan eens het standpunt en de argumenten los op een blaadje te schrijven en in strookjes uit te knippen. Leg het standpunt bovenaan en probeer te puzzelen met de argumenten. Hoe liggen ze het meest logisch? Het op deze manier visualiseren kan goed helpen!
Tot slot: ben je benieuwd hoe argumentatiestructuren terug kunnen komen op het examen Nederlands? Check dan onderstaande video.