Gratis verzending vanaf 30 euro
Binnen 2 werkdagen in huis
Digitaal te lezen in de app
60.000+ leerlingen gingen je voor

Examen Geschiedenis VWO 2024

Direct naar onze producten
Bekijken als Rooster Lijst

8 Items

per pagina
Aflopend sorteren
Bekijken als Rooster Lijst

8 Items

per pagina
Aflopend sorteren
Binnen 2 werkdagen in huis
Direct te lezen in de app
Veilig betalen
60.000+ leerlingen gingen je voor

Heb jij een goed overzicht van de geschiedenis door de eeuwen heen? Ben jij bekend met de Nederlandse republiek en het gedachtegoed van de Verlichting? Op deze pagina kun je alles lezen over het examen Geschiedenis VWO.

De examenstof

Het examen Geschiedenis VWO 2024 bestaat uit een aantal onderdelen, namelijk:

1. De tien tijdvakken

De tien tijdvakken gaan over de periode van 3000 voor Christus tot de tweede helft van de 20e eeuw. Van jagers en boeren tot televisies en computers. Hieronder is per tijdvak aangegeven wat je moet kennen.

Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren

Dit is de periode rond 3000 voor Christus. Ook wel de prehistorie genoemd. Je moet weten hoe de rolverdeling bij jagers en verzamelaar in elkaar stak. Ook moet je weten hoe landbouw en landbouwsamenlevingen ontstonden en zich verspreidden. De eerste stedelijke gemeenschappen ontstonden rond deze periode in de Vruchtbare Halvemaan. Belangrijk is te weten welke oorzaken de sedentaire revolutie had. Ook ontstond hierbij hiërarchie en een arbeidsverdeling onder de bevolking. Rond 3100 voor Christus ontstond de eerste staat ter wereld: het Egyptische rijk.

Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen

Dit is de periode tussen 3000 voor Christus en 500 na Christus. Je moet weten hoe het wetenschappelijk denken en denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat ontstond. Het begrip democratie is hierin belangrijk, net als het denken van filosofen Socrates en Plato. Ook moet je weten hoe de Grieks-Romeinse cultuur ontstond en het Romeinse Rijk zich verspreidde. Belangrijk is onder andere te weten hoe de oorlogvoering, aansturing en cultuur van de Romeinen werkte. Je moet daarnaast de opkomst van de monotheïstische godsdiensten kunnen beschrijven.

Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders

Dit is de periode van 500 tot 1000 na Christus. Ook wel de vroege middeleeuwen genoemd. Je moet hierbij weten hoe het christendom zich over Europa verspreidde. Zorg dat je het verschil weet tussen reguliere en seculiere geestelijken. In dit tijdvak moet je ook de verspreiding van de islam kunnen beschrijven. Maar ook naar welke gebieden de islam zich uitbreidde. In Europa ontstonden hofstelsels als kleine eigen economieën. Deze vervingen het netwerk van steden van de Romeinen. De hoffen werden zelfvoorzienend. Ook maakte de Romeinse manier van aansturing plaats voor een feodaal stelsel (ook wel het leenstelsel genoemd). Zorg dat je de overeenkomsten en verschillen tussen het feodaal stelsel en het hofstelsel kent.

Tijdvak 4: Tijd van steden en staten

Dit is de periode van 1000 tot 1500 na Christus. Ook wel de late middeleeuwen genoemd. Je moet in dit onderdeel de opkomst van handel en ambacht kunnen beschrijven. Ook kwam de geldeconomie weer op. Stedelijke burgerijen en zelfstandige steden werden opgericht. Daarnaast gingen mensen zich toeleggen op een specifiek beroep. Een ambacht. Zorg dat je weet hoe ambacht tot efficiëntie, kwaliteitsverbetering en lagere prijzen leidde. Rond deze tijd ontstond ook een openlijke strijd tussen vorsten en geestelijk leiders. Zorg dat je de Investuurstrijd kent. Ook moet je de kruistochten kennen. Als laatste onderdeel moet je het proces van centralisatie kennen, waarmee vorsten hun macht uitbreidden.

Tijdvak 5: Tijd van ontdekkers en hervormers

Dit is de periode tussen 1500 en 1600. Ook wel de renaissancetijd genoemd. In deze tijd veranderde het beeld dat mensen van zichzelf en de wereld hadden. Onder andere door de ontdekkingstochten. Je moet weten waarom mensen in deze periode op ontdekkingstocht gingen. Ook moet je de belangrijkste ontdekkingsreizigers kennen. Daarnaast moet je begrijpen hoe het wetenschappelijk denken veranderde en wat de relatie is met de oudheid. Het rooms-katholieke geloof kreeg een protestantse afsplitsing. Dit wordt de reformatie genoemd. Ook hier moet je de belangrijkste personen kennen. Gedurende deze periode begon ook ‘Nederland’ zich te vormen. Zorg dat je de periode van Karel V tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kent.

Tijdvak 6: Tijd van regenten en vorsten

Dit is de periode tussen 1600 en 1700. Ook wel de gouden eeuw genoemd. Centraal staat het streven naar absolute macht. Dit moet je met name voor Frankrijk kennen. Ook moet je weten in welke opzichten de Nederlandse Republiek floreerde. Daarnaast ontstond er een eerste vorm van wereldwijde handel. Met name de rol van de Verenigde Oost-Indische en West-Indische Compagnie zijn hierin belangrijk. Tegelijk was er een wetenschappelijke revolutie, waarin de kijk op de wereld opnieuw veranderde. Het empirisme kwam op en er waren vele wetenschappelijke doorbraken.

Tijdvak 7: Tijd van pruiken en revoluties

Dit is de periode tussen 1700 en 1800. Ook wel de eeuw van de verlichting genoemd. Je moet weten in welke opzichten er sprake was van verlichting. Bijvoorbeeld in godsdienst, economie, politiek en sociale verhoudingen. De verlichting zorgde voor aanpassingen in aansturing van de bevolking, waarmee de macht verschoof richting het volk. Terwijl Europese landen hun koloniën uitbreidden ontstond het eerste verzet tegen het houden van koloniën. Tegen het einde van de eeuw ontstonden de eerste revoluties tegen de absolute (over)heersers. In Frankrijk kwam Napoleon aan de macht. Ook werd Amerika onafhankelijk van de Britten.

Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines

Dit is de periode tussen 1800 en 1900. Ook wel de industrialisatietijd genoemd. Je moet weten hoe de landbouwstedelijke samenleving veranderde in een industriële samenleving. Zorg dat je de transportrevolutie en agrarische revolutie kent. Er kwam ook aandacht voor sociale kwesties, zoals de leefomstandigheden van arbeiders. Verschillende groeperingen begonnen zich te emanciperen. De maatschappij werd steeds democratischer en er ontstonden verschillende stromingen. De industrialisatie leidde ook tot het modern imperialisme. Zorg dat je deze samenhang kent.

Tijdvak 9: Tijd van wereldoorlogen

Dit is de periode tussen 1900 en 1950. De eerste helft van de 20e eeuw. Je moet hierbij de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog kennen en weten welke partijen aan deze oorlog deelnamen. In deze oorlog werd voor het eerst gebruikgemaakt van massavernietigingswapens. Ook is belangrijk te weten hoe deze oorlog eindige en wat de gevolgen waren. Van de periode tussen de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog moet je begrijpen hoe en waarom totalitaire ideeën en fascisme aan populariteit wonnen. Zorg dat je weet hoe propaganda en communicatiemiddelen hierin een rol speelden. Je moet verder de Tweede Wereldoorlog kennen en de gevolgen voor in het bijzonder Joden en Nederland.

Tijdvak 10: Tijd van televisie en computer

Dit laatste tijdvak gaat in op de periode vanaf 1950. De tweede helft van de 20e eeuw. Je moet in deze context snappen wat de geopolitieke gevolgen waren van de Tweede Wereldoorlog. Ook moet je het proces van dekolonisatie kunnen beschrijven voor de westerse landen. De wereld werd verdeeld in ideologisch verschillende blokken, wat leidde tot een gespannen wapenwedloop tussen oost en west. Je moet verder begrijpen hoe de consumptiemaatschappij en informatiemaatschappij ontstonden. En wat de gevolgen waren van ontzuiling. Ook de eenwording van Europa en immigratievraagstukken komen aan bod.

2. Historische context: steden en burgers in de Lage Landen (1050-1700)

In deze historische context komen drie centrale vragen terug over de periode 1050-1700. Je moet bijvoorbeeld weten waarom er de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten opkwam, welke sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen er in die tijd waren en hoe de Gouden Eeuw ontstond.

Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050-1302)?

In de 11e eeuw veranderde er in Europa veel. Er waren grote veranderingen in de landbouw, wat leidde tot een flinke bevolkingsgroei. Ook groeide de handel, trok de nijverheid en ontstond een grotere monetaire economie.

Vlaanderen was om verschillende redenen een van de meest verstedelijkte gebieden van Europa. Daarnaast werd Atrecht het startpunt van de dynamiek in steden. Aan het eind van de 12e eeuw werd Atrecht ingehaald door Brugge als centrum van de nijverheid. Zo werd Brugge een belangrijke stad in de Europese handel.

Welke invloed hadden sociaaldemocratische en politieke ontwikkelingen op de positie van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten (1302 - 1602)?

Veel mensen in de steden waren ontevreden over het handelen van de kerk. Daarom kwam de geestelijkheid met de moderne devotie.

Brugge was in het begin van deze periode het belangrijkste handelscentrum van de Lage Landen. In de loop van de 16e eeuw neemt Antwerpen de centrale handelspositie van Brugge over. 

Karel V voerde een centralisatiepolitiek. In het begin van de 16e eeuw splitsten de protestanten zich van de katholieken af. Je moet weten hoe en waarom deze Reformatie tot stand kwam. Koning Karel V (katholiek) stelde als gevolg de protestantenvervolging in.

Na Karel V kwam zijn zoon Filips II aan de macht, die zijn halfzus Margaretha van Parma aanstelde tot landvoogdes. De centralisatiepolitiek en godsdienstpolitiek werden doorgezet, maar minder streng. Hierdoor voelden de Calvinisten zich gesterkt openlijk actie te voeren. Je moet hierbij onder andere de Beeldenstorm kennen. Als gevolg werd hertog Alva door Filip II met een leger naar Nederland gestuurd. Stadhouder Willem van Oranje vluchtte naar Duitsland en riep op tot een opstand. Deze opstand resulteerde in de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Nederlanden.

De opstandige gewesten zetten koning Filips II af en zochten meerdere jaren naar een nieuwe koning. Er werden geen geschikte kandidaten gevonden. In 1584 werd Willem van Oranje vermoord.

In 1585 namen de Spanjaarden Antwerpen weer in. Als reactie sloten Holland en Zeeland de Schelde af, waardoor de handel in Antwerpen stil kwam te liggen. Amsterdam groeide hierdoor uit tot het centrum van de Europese handel. Omdat Spanje met meerdere landen in oorlog was, kon het zich niet volledig richten op de oorlog met Nederland. De gewesten onder de Unie van Utrecht waren hierdoor in staat zich verder te verenigen. Zonder vorst, maar als republiek: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

In 1602 werd de VOC opgericht. Je moet weten wat de kenmerken van de VOC waren en hoe de VOC opereerde.

In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Republiek in de Gouden Eeuw (1602 - 1700)?

Het uitgroeien van Amsterdam tot economisch centrum gaf Holland en Zeeland economische groei. De Amsterdamse Beurs werd opgericht en Amsterdam werd één van de belangrijkste handelscentra van Europa.

De kooplieden/regenten in de Republiek kregen veel macht. Belangrijk is te weten hoe de Republiek werd aangestuurd door de regenten. Ondanks dat de Verenigde Nederlanden nu een Republiek was, was niet iedereen hier blij mee. Je moet hierbij onder meer de standpunten van de prinsgezinden en staatsgezinden kennen.

Vanaf 1648 was er sprake van economische terugval in de Republiek. In 1672 werd de Republiek aangevallen door zowel Frankrijk als Engeland. Door verschillende factoren verloor de Republiek haar leidende positie in de wereldhandel.

3. Historische context: Verlichting (1650 - 1900)

In deze historische context komen drie centrale vragen terug over de periode 1650-1900. Je moet weten welke ideeën er over de samenleving ontstonden tijdens de Verlichting. Daarnaast moet je in de context van Frankrijk en Noord-Amerika kunnen aangeven wat de Verlichting in de praktijk betekende. Ten slotte moet je kunnen uitleggen welke invloed de Verlichting had op de politieke cultuur in Europa.

Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige samenleving (1650 - 1789)?

In de 17e eeuw begon de wetenschappelijke revolutie. De nieuwe inzichten die hieruit ontstonden leidden tot discussies over de positie van godsdienst in de samenleving.

Rond 1650 ontstond er een ander soort denken, namelijk verlicht denken. Traditie en geloof maakten plaats voor het verstand. Empirisme en rationalisme werden belangrijk. De invloed van God op het dagelijks leven kwam ter discussie te staan. Er ontstonden ideeën over de scheiding tussen kerk en staat. De verschillende ideeën van de Verlichting hadden grote invloed op het maatschappelijk leven.

Je moet op het examen de belangrijkste denkers van de Verlichting kennen, inclusief waar zij voor stonden. Denk bijvoorbeeld aan Locke, Rousseau en Montesquieu.

Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de Verenigde Staten en Frankrijk in de praktijk gebracht (1776 - 1813)?

De ideeën van de Verlichting bereikten ook de Britse koloniën in Noord-Amerika. De Britse koloniën waren niet blij, want ze hadden geen zeggenschap over de manier waarop de kolonie werd bestuurd, terwijl ze wel veel belastingen moesten betalen. Dit leidde uiteindelijk tot de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783). De Britse kolonisten stelden de Onafhankelijkheidsverklaring op, waarin stond dat ze onafhankelijk doorgingen onder de naam Verenigde Staten van Amerika. De Grondwet van de Verenigde Staten uit 1787 weerspiegelde verschillende ideeën van de Verlichting. 

In Frankrijk leidden de ideeën van de Verlichting tot verzet tegen de standensamenleving. Met name de derde stand had het zwaar en bezweek onder de belastingdruk, als gevolg van de oorlogen die Frankrijk voerde. Een poging om de belastingen weer te verhogen leidde in 1789 tot woede onder de bevolking. Deze woede werd door de Franse koning genegeerd. Dit leidde tot de start van de Franse revolutie.

De eerste revolutie in 1789 leidde tot de Verklaring van de Rechten van de Mens en de grondwet. Hierdoor werd Frankrijk een constitutionele monarchie en werd de standenmaatschappij afgeschaft. De grondwet bevatte veel van de verlichte idealen. De tweede revolutie vond in 1792 plaats. Frankrijk werd een republiek, onder leiding van Jacobijnen (radicalen revolutionairen). Zij lieten onder andere Koning Lodewijk XVI veroordelen tot de dood. In 1795 namen de Girondijnen de macht over van de Jacobijnen. Zij waren minder radicaal dan de Jacobijnen.

In 1799 nam Napoleon Bonaparte de macht over en kroonde zichzelf in 1804 tot keizer. Hij legde de vrijheid van burgers vast in het wetboek. Daarnaast werd de macht van de kerk verder ingeperkt en werd ieder mens voor de wet gelijk. Het tijdperk van Napoleon kwam ten einde toen hij in 1815 de Slag bij Waterloo verloor.

In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813 - 1900)?

Nadat Napoleon was verslagen, werden tijdens het Congres van Wenen veel verlichte ideeën teruggedraaid. In de strijd die volgde tussen het behouden van de verlichte ideeën en het terugbrengen van de oude orde ontstonden verschillende stromingen. Je moet van het liberalisme, socialisme en nationalisme de belangrijkste ideeën en/of standpunten kennen. Daarnaast kwam het feminisme op.

Nederland en België werden samengevoegd tot 1 land. In 1839 werd België weer onafhankelijk. In 1848 was er onvrede onder de bevolking, omdat zij geen inspraak had in de manier waarop het land werd bestuurd. Willem II besloot om een deel van zijn macht af te staan aan het parlement. Ook werd er een grondwet opgesteld. De toenemende sociale ongelijkheid en politieke bewustwording van mensen zorgden ervoor dat arbeiders in opstand kwamen om betere leef- en werkomstandigheden te eisen.

4. Historische context: China (1842 - 2001)

In deze historische context komen drie centrale vragen terug over de periode 1842-2001 in China. Je moet weten hoe China zijn positie als regionale grootmacht verloor. Vervolgens moet je weten hoe de Volksrepubliek China is ontstaan. Ten slotte moet je weten hoe de Volksrepubliek China zich heeft kunnen ontwikkelen tot een grootmacht in de tweede helft van de 20e eeuw.

Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (1842 - 1911)?

In het China van de 19e eeuw was de macht in handen van de keizerlijke Qing-dynastie. De Chinezen waren verslaafd geraakt aan opium, dat door de Britten in schepen naar China werd vervoerd. Toen de Chinese overheid dit wilde stoppen, ontstond de Eerste Opiumoorlog. Deze oorlog werd gewonnen door de Britten, wat leidde tot het Verdrag van Nanking. De slechte naleving van dit verdrag leidde samen met enkele andere factoren uiteindelijk tot de Tweede Opiumoorlog. Wederom verloor China deze oorlog en werd het vernederd in het Verdrag van Tianjin.

Aan het eind van de 19e eeuw kwam China in een oorlog terecht tegen Japan. Deze oorlog werd gewonnen door de Japanners. De vernedering die volgde zorgde ervoor dat sommige Chinezen vergaande hervormingen wilden. Een Chinese nationalistische beweging genaamd de Boksers kwam in opstand. Na ondertekening van het Bokserprotocol stemde de Chinese regering in met enkele hervormingen. Toch mislukten deze hervormingen grotendeels.

De revolutionair Sun Yat-sen bracht verschillende verzetsgroepen samen en startte in 1911 de Xinhai-revolutie. De Chinese regering vroeg Yuan Shikai om deze revolutie te stoppen. Uiteindelijk sloten Sun Yat-sen en Yuan Shikai een deal an maakten ze samen een einde aan het keizerrijk China.

Waardoor ontstond de Volksrepubliek China?

De eerste jaren na de revolutie waren nogal chaotisch. Sun Yat-sen richtte de Kuomintang (KMT), oftewel de Natonalistische Partij, op. Enkele jaren later ontstond vanuit de 4 Mei-beweging de Chinese Communistische Partij (CCP). Na het overlijden van Sun Yat-sen werd hij opgevolgd door Chiang Kai-shek.

China was uiteen gevallen in verschillende regio's, die elk onder controle stonden van plaatselijke militaire machthebbers. Het land was instabiel en het ging economisch slecht. Chiang Kai-shek wilde China met de Noordelijke Veldtocht verenigen. Uiteindelijk pleegde Chiang met de KMT in 1927 een bloedige staatsgreep.

Na de staatsgreep hadden de KMT en de CCP een slechte verhouding met elkaar. Dit leidde tot de Chinese Burgeroorlog. Enkel tijdens de Tweede Chinees-Japanse Oorlog (1937-1945) werd de Chinese Burgeroorlog gestaakt, om gezamenlijk tegen Japan te vechten. Japan gaf zich in 1945 over en de Chinese Burgeroorlog werd hervat.

De leider van de CCP was Mao Zedong. Het Rode Leger van de CCP veroverde grote gebieden in China. Toen in 1949 alle belangrijke Chinese steden in handen van de communisten waren gekomen, riep Mao Zedong de communistische Volksrepubliek China uit. De Chinese Burgeroorlog kwam hiermee ten einde en Chiang Kai-shek vluchtte naar het eiland Taiwan, waar hij de Republiek China voortzette.

Waardoor heeft de Volksrepubliek zich kunnen ontwikkelen tot een grootmacht (1949 - 2001)?

Mao Zedong vestigde een dictatoriaal bewind dat een grote impact had op veel aspecten van het dagelijks leven in China. In 1958 kwam Mao met de Grote Sprong Voorwaarts, wat was bedoeld om China in korte tijd om te vormen van een landbouweconomie tot een industriële wereldmacht. Doordat veel boeren werden gedwongen om in de industrie te werken, daalde de productie van graan en ontstond er een enorme hongersnood. Tientallen miljoenen mensen gingen dood van de honger.

Door het mislukken van de Grote Sprong Voorwaarts verloor Mao een deel van zijn macht. In 1966 startte Mao daarom de Culturele Revolutie, om de macht weer terug te krijgen en zijn tegenstanders uit te schakelen. Oude Chinese tradities en historisch erfgoed werden vernietigd. Iedereen die anders dacht dan Mao, werd in de gevangenis gezet of vermoord. Uiteindelijk werden tijdens de Culturele Revolutie miljoenen mensen vermoord.

Na de dood van Mao in 1976 startte Deng Xiaoping een koerswijziging onder de naam Vier Moderniseringen. Het betrof moderniseringen van de landbouw, defensie, industrie en de wetenschap. Dit beleid liberaliseerde de Chinese economie en zorgde voor grote economische veranderingen. Politieke hervormingen bleven echter uit. In 2001 trad China toe tot de Wereldhandelsorganisatie.

5. Historische context: Duitsland in Europa (1918 - 1991)

In deze historische context komen drie centrale vragen terug over de periode 1918-1991 in Duitsland. Je moet weten wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen dit had. Ook moet je weten hoe de Koude Oorlog Duitsland heeft beïnvloed. Ten slotte moet je weten waarom de BRD en de DDR weer herenigd zijn en waarom ze nu zo goed in Europa zijn geïntegreerd.

Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918 - 1945)?

In 1918 werd de Weimarrepubliek uitgeroepen en werd duidelijk dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog had verloren. In het Verdrag van Versailles werd Duitsland zwaar gestraft voor haar rol in de Eerste Wereldoorlog. Duitsland was woedend, maar moest de regelingen uit het Verdrag van Versailles toch accepteren.

De economische situatie in de Weimarrepubliek was niet goed. Door de enorme herstelbetalingen die de Duitsers volgens het Verdrag van Versailles moesten betalen, raakte de Weimarrepubliek in een enorme economische crisis. Er ontstond hyperinflatie. De VS schoot de Weimarrepubliek te hulp met het Dawesplan. De beurskrach van 1929 zorgde er echter voor dat ook de Verenigde Staten in een economische crisis raakten. De VS had de hulp aan de Weimarrepubliek stopgezet, waardoor deze extra hard werd getroffen.

De slechte economische situatie leidde in de Weimarrepubliek tot de opkomst van het nazisme. De grootste voorvechter van het nazisme was Adolf Hitler met zijn politieke partij de NSDAP. In 1933 won de NSDAP de verkiezingen en werd Hitler de rijkskanslier. Met de machtigingswet werd de parlementaire democratie in de Weimarrepubliek afgeschaft. Hiermee begon de periode van nazi-Duitsland. Na de dood van president Von Hindenberg, nam Hitler deze rol over en werd alleenheerser (Führer). Kort daarna begon Hitler met het opbouwen van een totalitaire staat.

Het enige echte ras was in de ogen van Hitler het Arische ras. Vooral joden werden als slecht afgeschilderd. Dit leidde tot jodenhaat, jodenvervolging en uiteindelijk uitroeiing. De rassenwetten van Neurenberg zorgden ervoor dat joden anders werden behandeld. Joden en tegenstanders van het Duitse Rijk werden gedeporteerd naar concentratiekampen.

In 1939 viel Duitsland Polen binnen, wat het begin was van de Tweede Wereldoorlog.

Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945 - 1961)?

De oorlog kwam in 1945 tot een einde toen de Sovjet-Unie en de geallieerden Europa bevrijdden van de Duitsers. Nadat Duitsland de Tweede Wereldoorlog in 1945 had verloren, lag het land compleet in puin. Tijdens de Conferentie van Jalta werd besloten om Duitsland en de hoofdstuk Berlijn op te delen in vier bezettingszones: de Franse zone, de Britse zone, de Amerikaanse zone en de Sovjet zone. Er ontstonden spanningen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, wat leidde tot een periode van vijandschap genaamd de Koude Oorlog.

De westerse geallieerden besloten in 1948 om de Duitse mark als betaalmiddel in te voeren. Hierop besloot de Sovjet-Unie tot de Blokkade van Berlijn. In 1949 werden de Amerikaanse, Britse en Franse bezettingszones (inclusief West-Berlijn) samengevoegd in de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). De bezettingszone van de Sovjet-Unie veranderde kort daarna in de Duitse Democratische Republiek (DDR).

De BRD werd naar westers democratisch model ingericht. De BRD groeide onder Konrad Adenauer uit tot een stabiele democratie. Aan de andere kant was de DDR communistisch. De DDR groeide onder leiding van Walter Ulbricht uit tot een totalitaire dictatuur naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie. Het ging economisch niet goed met de DDR, terwijl het in de BRD wel goed ging. Doordat de omstandigheden in de BRD beter waren, vluchtten veel mensen van de DDR naar de BRD. Dit leidde in 1961 tot de bouw van de Berlijnse Muur, waardoor het niet meer mogelijk was om naar de BRD te vluchten. De Berlijnse Muur was het bekendste symbool van de Koude Oorlog en de deling van Duitsland.

Wat verklaart de hereniging van beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961 - 1991)?

In de jaren '60 brak een periode van verminderde spanning aan in de Koude Oorlog. Er werd toenadering tot elkaar gezocht, zowel binnen als buiten Duitsland.

Het nieuwe hoofd van de BRD was Willy Brandt. Hij startte de Ostpolitik, waarmee hij de relatie met de DDR en andere Oost-Europese landen wilde verbeteren. De leider van de DDR, Walter Ulbricht, moest in het begin niks hebben van deze toenadering. De Sovjet-Unie zag echter wel potentie in de Ostpolitik en verving Ulbricht in 1971 door Erich Honecker. Honecker stond positiever tegenover de Ostpolitik.

De BRD wilde uiteindelijk Duitse eenheid, maar de DDR zag dat niet zitten. Toen het in de jaren '80 economisch slecht ging met de Sovjet-Unie, startte Gorbatsjov een nieuwe koers. Hij kwam met de perestrojka en glasnost. De bevolking van de DDR was echter ontevreden met de economische en politieke situatie in de DDR. Dit leidde in 1989 tot een grote protestbeweging. Later dat jaar viel de Berlijnse Muur. Het Oostblok stortte in. Na nieuwe verkiezingen in de DDR in 1990, streefde de nieuwe regering naar eenheid met de BRD. In oktober 1990 werden de BRD en de DDR herenigd. Dit is het huidige Duitsland.

Het examen Geschiedenis VWO

Geschiedenis is de wetenschap die het verleden onderzoekt. Hiermee wordt inzicht verkregen in culturen en volken uit het verleden. Het examen Geschiedenis VWO bestaat uit vier historische contexten en 10 tijdvakken. Op het examen kun je open vragen over deze onderwerpen verwachten. Hieronder leggen we uit wat voor vragen je kunt verwachten.

Je moet onder andere kunnen aangeven waarom bepaalde gebeurtenissen zijn gebeurd. En wat de gevolgen hiervan zijn geweest op politiek, economisch en cultureel gebied. Daarnaast moet je bronnen kunnen interpreteren en de betrouwbaarheid ervan kunnen vaststellen.

Andere vragen gaan rechtstreeks over de begrippen. Leer de begrippen daarom goed. Laat je eventueel overhoren door een klasgenoot. Daarnaast komt het ook voor dat je begrippen in een context moet plaatsen. Probeer goed te letten op de relatie van de begrippen in combinatie met een groter onderwerp.

Hoe kunnen wij jou helpen bij het eindexamen?

Wij geloven dat iedereen kan slagen voor het eindexamen. Om jou te helpen goed voorbereid het examen in te gaan, hebben wij de volgende drie hulpmiddelen voor jou:

De examenperiode is de meest stressvolle tijd van de middelbare school. Maar als jij onze samenvatting goed doorneemt, veel oefenvragen maakt en onze examentips leest, dan ga jij straks slagen voor het eindexamen!