Gratis verzending vanaf 30 euro
Digitaal te lezen in de app
Verschillende producten worden op verschillende manieren verkocht. Soms lijken producten veel op elkaar, en soms minder. Ook kan het zijn dat er op bepaalde markten veel concurrentie is en op andere markten weinig tot geen. Hierdoor ontstaan er verschillende marktvormen: de volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie. Wil je weten wat deze inhouden en wat de verschillen zijn? Lees dan snel verder.
Wil je alles weten over marktvormen? Kijk dan onderstaande video van Economie-Academy.
Een belangrijk onderscheid dat wordt gemaakt tussen de verschillende marktvormen is dat van het aantal aanbieders. Als er meer aanbieders zijn, dan zal de concurrentie tussen aanbieders toenemen, wat tot een lagere prijs zal leiden.
Stel je voor dat je in een stad woont met maar één supermarkt. Als je dan boodschappen wilt doen moet je wel naar deze supermarkt. Als de supermarkt erg duur wordt kun je niet naar een concurrent gaan om daar goedkoper boodschappen te doen: er is immers maar één supermarkt. De supermarkt kan dan zelf de prijs van voedsel bepalen. Voedsel is een noodzakelijk goed, iets wat mensen ongeacht de prijs zullen willen kopen. Het is in dat geval gemakkelijk voor een supermarkt om een hogere prijs voor hun producten te vragen.
Bekijk eens het volgende filmpje:
Medicijnen zijn een voorbeeld van een situatie waarin één producent het alleenrecht heeft om een medicijn te verkopen. Dit komt doordat medicijnbedrijven vaak een patent (ook wel octrooi genoemd) krijgen op de medicijnen die zij ontwikkelen. Een patent geeft bedrijven voor een bepaalde periode het alleenrecht om een product te verkopen. Patenten worden gegeven omdat het vaak duur is om nieuwe producten te ontwikkelen. Als een bedrijf na het ontwikkelen van bijvoorbeeld een medicijn een patent krijgt om dit medicijn te verkopen kunnen zij er een hogere prijs voor vragen. Hiermee kunnen zij dan de kosten van het ontwikkelen van het medicijn terugverdienen en in de toekomst nieuwe medicijnen ontwikkelen. Stel je voor dat het een bedrijf 15 jaar en miljoenen euro’s kost om een nieuw medicijn te ontwikkelen. Als het dan na het op de markt brengen van dit medicijn meteen voor ieder ander medicijnbedrijf mogelijk is om dit medicijn na te maken en ook te verkopen, is er voor medicijnbedrijven geen reden om te proberen nieuwe medicijnen te ontwikkelen. Zij zullen dan veel geld verliezen omdat het veel geld kost om nieuwe medicijnen te ontwikkelen.
Als er concurrentie ontstaat wordt het moeilijker voor producenten om zelf de prijs van hun goederen te bepalen. Stel je voor dat in een stad waar maar één supermarkt is een nieuwe supermarkt wordt geopend. Als de prijzen in één supermarkt dan te hoog worden, kunnen mensen boodschappen gaan doen in een andere supermarkt. Ook als er in een nabijgelegen stad een goedkopere supermarkt is wordt het lastiger voor een supermarkt om zelf de prijzen van voedsel te bepalen: er is sprake van concurrentie.
Het marktaandeel geeft aan hoeveel procent van de markt in handen is van één bedrijf. Als de helft van het geld dat in een stad aan voedsel wordt verdiend naar één supermarkt gaat, is het marktaandeel van deze supermarkt 50%. Als de omzet van deze supermarkt een kwart van de totale omzet van voedsel zou zijn, zou het marktaandeel 25% zijn. Als er maar één supermarkt in een stad is die voedsel verkoopt is het marktaandeel 100%. Marktaandeel kan gemeten worden in zowel omzet als afzet.
Als producenten een kartel vormen, maken ze afspraken om de prijs van een product bepalen. Stel je voor dat in een stad met twee supermarkten de eigenaren van deze supermarkten besluiten om tegelijkertijd de prijs van voedsel te verdubbelen. Als beide supermarkten de prijs verhogen kunnen consumenten niet meer overstappen naar de concurrent: die heeft ook hogere prijzen.
Kartels zijn in Nederland verboden. Dit staat vastgelegd in de mededingingswet. De toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet erop toe dat bedrijven niet gaan samenwerken om een hogere prijs voor hun producten te vragen.
Een andere manier waarop producenten kunnen proberen om een hogere prijs voor hun product te vragen is door het product aan te passen waardoor het anders lijkt dan het product van een concurrent. Denk bijvoorbeeld aan de markt voor frisdranken. Een blikje cola van een A-merk kost zo meer dan een blikje cola van een B-merk. Dit komt doordat de consument denkt dat het A-merk beter is dan het B-merk en dus bereid zal zijn meer te betalen voor het A-merk. In zulke gevallen spreek je van een heterogeen product: producten van verschillende producenten lijken voor de consument verschillend. Een product kan heterogeen zijn doordat het product zelf verschilt van andere producten of doordat het anders wordt verkocht, bijvoorbeeld doordat het een andere verpakking heeft of doordat het op een andere plek of manier wordt verkocht.
Als alle producten in een markt hetzelfde zijn spreek je van een homogeen product. Voorbeelden hiervan zijn landbouwproducten zoals melk, graan of suiker. Bij homogene producten ziet een consument geen verschil tussen het product van verschillende aanbieders.
Op sommige markten is het gemakkelijker om een nieuw bedrijf te beginnen dan andere. Het is bijvoorbeeld gemakkelijker om tweedehands auto’s te gaan verkopen dan een nieuwe autofabriek te beginnen. Om een nieuwe fabriek te beginnen is veel geld en kennis nodig. Alle dingen die het moeilijk maken om toe te treden tot een markt heten toetredingsbarrières. Naast het investeren van geld kunnen er ook andere toetredingsbarrières zijn. In het geval van medicijnen met een patent is het bijvoorbeeld voor een bedrijf juridisch niet mogelijk om medicijnen te verkopen waar dit bedrijf geen patent op heeft. De toetredingsbarrières zijn dan zo hoog dat nieuwe bedrijven niet toe kunnen treden op de markt voor medicijnen.
Verschillende producten worden op verschillende markten verkocht. Er kan veel of weinig concurrentie zijn, producten kunnen homogeen of heterogeen zijn en ook toetredingsbarrières verschillen. Hierdoor ontstaan veelvoorkomende modellen van markten: die van volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie. Markten worden vaak ingedeeld in deze vier categoriën.
De marktvorm volkomen concurrentie heeft de verschillende kenmerken:
De marktvorm monopolistische concurrentie heeft de volgende kenmerken:
Een oligopolie heeft de volgende kenmerken:
De kenmerken van een monopolie zijn:
In de praktijk passen niet alle markten goed in de bovenstaande categorieën. Soms zijn er meerdere producenten op een markt waarvan sommige een homogeen en sommige een heterogeen product verkopen. Ook kan een markt op andere manieren afwijken van de vier categorieën.