Gratis verzending vanaf 30 euro
Digitaal te lezen in de app
Het kan soms voorkomen dat een antibioticakuur niet goed aanslaat. Je bent in dat geval resistent geworden. Dat is erg vervelend natuurlijk, want de kans is groot dat je dan nog steeds last van de kwaal blijft houden. Maar hoe kan dit nou gebeuren? Juist, door plasmiden! Of waren het toch plastiden? Twee begrippen die heel erg op elkaar lijken, maar toch heel verschillend zijn. Daarom leggen we je in dit artikel precies uit wat het verschil tussen plasmiden en plastiden is.
Plasmiden zijn cirkelvormige stukjes DNA die zich bevinden in de cel van veel soorten bacteriën. Dit DNA codeert voor allerlei handige eigenschappen, die zowel mensen als bacteriën kunnen gebruiken.
Deze plasmiden liggen los in de cel en in één bacterie kunnen wel duizenden plasmiden voorkomen. De grootte van een plasmide varieert van ongeveer 1.000 tot 200.000 baseparen.
Plasmiden hebben verschillende functies:
Wil je nog wat meer te weten komen over plasmiden? Kijk dan onderstaande video:
Conjugatie is de overdracht van DNA tussen twee cellen die met elkaar verbonden zijn via een sekspili. De sekspili, ook wel F-pili genoemd, is een soort buis of verbinding, waardoor de genetische uitwisseling kan plaatsvinden. Bacteriën doen dus aan genetische uitwisseling, onder andere via conjugatie.
Conjugatie begint bij de pili die zich verbindt met een andere bacteriecel. Wanneer deze twee cellen zijn gekoppeld, wordt het plasmide verdubbeld. Daarna wordt het plasmide overgedragen naar de andere bacteriecel. Nu is het DNA uitgewisseld. Op deze manier wordt bijvoorbeeld ook resistentie overgedragen.
Plastiden zijn korrelvormige organellen die voorkomen in plantaardige cellen. Plastiden vermeerderen zich min of meer zelfstandig door binaire deling. Dit is een vorm van ongeslachtelijke voortplanting.
Een plastide in planten wordt omhuld door twee biomembranen, terwijl er bij een plastide in algen sprake is van vier biomembranen. Daarnaast hebben plastiden een plastoom, wat bestaat uit DNA en ribosomen. Hierdoor kan er in een plastide transcriptie (aflezen van DNA) en translatie (aflezen van RNA) plaatsvinden. Plastiden zijn vrij groot, vaak enkele honderdduizenden baseparen.
Een plastide kan verschillende functies hebben die belangrijk zijn voor chemische processen in een cel. De plastiden kunnen bijvoorbeeld kleur bevatten, wat vervolgens de kleur van een weefsel of het hele organisme bepaalt.
Er zijn drie belangrijke soorten plastiden. Dit zijn de chloroplasten, amyloplasten en chromoplasten. Plastiden kunnen van de ene type plastiden naar een andere type plastiden gaan. Zo kunnen chloroplasten bijvoorbeeld omgezet worden naar chromoplasten.
Chloroplasten zijn plastiden die verantwoordelijk zijn voor fotosynthese. Ze worden ook wel bladgroenkorrels genoemd. Deze vind je dan ook in alle groene delen van de plant.
De chloroplasten bevatten chlorofyl. Dit is een pigment dat licht kan opvangen. Zonder dit pigment is fotosynthese niet mogelijk. Licht is namelijk noodzakelijk voor fotosynthese.
Amyloplasten zijn pigmentloze plastiden die zetmeel opslaan. Ze bestaan uit één of meerdere zetmeelkorrels en zijn te vinden in mais, aardappel en tarwe.
Het zetmeel wordt gevormd uit overtollige glucose. Deze opslag van zetmeel is uiteindelijk belangrijk voor de groei van het plantje.
Chromoplasten zijn plastiden die verantwoordelijk zijn voor het produceren en opslaan van kleurrijke pigmenten. Ze worden ook wel kleurstofkorrels genoemd.
Ze geven kleur aan planten, zoals de kleur rood bij een tomaat en de kleur groen bij een komkommer.
Wil je alles over plastiden nog even in een filmpje zien? Kijk dan onderstaande video:
De verschillen tussen plasmiden en plastiden zijn groot. Bij plasmiden wordt er gesproken over DNA in bacteriën, die coderen voor eigenschappen. Bij plastiden gaat het over korrels in delen van planten die voor fotosynthese, kleur en zetmeelopslag zorgen.
Hieronder hebben we de belangrijkste verschillen nog even in een handig overzicht gezet:
Eigenschappen | Plasmiden | Plastiden |
---|---|---|
Locatie | Aanwezig in bacteriën | Aanwezig in plantencellen |
Grootte | Meestal klein, enkele duizenden baseparen | Groot, enkele honderdduizenden baseparen |
Functie | Bevat extra genetische variatie, die niet essentieel is | Belangrijk voor fotosynthese en opslag van zetmeel. |
Aantal per cel | Er kunnen meerdere plasmiden per cel aanwezig zijn | Er kunnen meerdere plastiden per cel aanwezig zijn, afhankelijk van het celtype |
Overerving | Overerving kan variëren | Overerving vindt plaats van moeder op nakomelingen |